Het gelijkheidsprincipe is ons wat waard. Zelfs de godsdienstvrijheid kan er niet tegenop. Dat bleek deze week in de uitspraak over het passieve kiesrecht van vrouwen in de SGP. Met passief kiesrecht kun je de facto erg actief zijn, het gaat hier om een taalkundige aanduiding. Het “worden verkozen” is een passieve bewoording.
Zoals hier wel eens meer opgemerkt is er echter iets bijzonder ongelijks aan de toepassing van het gelijkheidsprincipe. Het passieve recht om vader genoemd te mogen worden bijvoorbeeld is in hoge mate wettelijk afhankelijk van de toestemming van de moeder. Het actieve recht om vaderschap uit te mogen oefenen is er nog een stuk beroerder aan toe. De facto moet je in deze maatschappij maar aantonen dat je een toegevoegde waarde hebt anders vergt het “belang van het kind” dat je als vader oprot. Deze invulling van het begrip belang van het kind is niet alleen van geen enkel nut voor kinderen, maar is ook een principieel ongelijkwaardige. Als moeder hoef je defacto namelijk nooit iets aan te tonen.
Conclusie? Moederschapsideologie heeft in deze de ontwikkelde landen een hogere status dan godsdienst, ergo staat boven de wet. Gelijke behandeling hoeft niet in het licht van moederschap. En die conclusie reikt zowel naar de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek (denk aan het beruchte onderzoek van Tamar Fischer in 2004) als naar het praktische functioneren van de justitiële instanties. Het woord “ontwikkeld” hierboven slaat dan ook niet op enige morele status maar is eerder in verband te brengen met het woord ontwikkeld in de zin: Hij heeft een ernstige ziekte ontwikkeld. En een ontwikkelingsland is dan dus een land waar die ziekte nog ontwikkeld moet worden. En ontwikkelingshulp is dan de hulp die ik nodig heb om van een en ander weer te bekomen.
zie ook dossier emancipatie
Ook Ger Groot veegt, overigens deze keer om andere redenen, de vloer aan met deze actie van het Clara Wichmaninstituut
De juridische toelichtingen van de Hoge Raad