Gered van archive.org capture 15 februari 2005. Dit dossier was voor een groot deel het werk van Maarten Legene.
Dit dossier is in twee uitvoeringen uitgegeven: als gedrukt exemplaar en als web-publikatie. De laatste biedt de mogelijkheid simultaan kennis te nemen van de hoofdtekst, voetnoten en bijlagen. Het volledige dossier inclusief voetnoten en bijlagen kan ook als PDF bestand vanaf de website worden gedownload en/of afgedrukt (klik hier)
Toch weet dit instituut zich volledig te onttrekken aan enige vorm van overheidstoezicht. Dit vormde voor ons de reden deze stichting nader tegen het licht te houden. Enkele schandalen waar FORA reeds vanaf zijn oprichting in is verwikkeld, gaven daarnaast aanleiding op 30 juli 2001 bij de hoofdofficier van Justitie in A’dam aangifte te doen van malversaties bij de stichting 02]. In dit dossier gaan wij nader op ook deze feiten in.
De Stichting FORA presenteert zich tegenover de één als een fusie van twee voordien naast elkaar werkende bureau’s ‘PPPAR’ en ‘ABJ’, tegenover de ander als een samenwerkingsverband van deze twee bureau’s. Volgens de (inmiddels) bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde statuten 05] van de stichting FORA is geen van beide het geval. FORA is louter een voortzetting van de stichting ABJ onder een nieuwe firmanaam. Dit werpt een vreemd licht op de handelwijze van de Stichting Rijnhove (een instelling met kindertehuizen), de formele eigenaar van het onderzoeksbureau ‘PPPAR’ dat – overigens onder de toepasselijke naam ‘Horizon’ – aanvang 2001 alle PPPAR dossiers heeft overgedragen aan FORA 06]. Aangezien PPPAR en FORA officieel niets met elkaar van doen hebben, is de handelwijze van de stichting Rijnhove, al dan niet optredend onder de naam ‘Horizon’ volgens de wet verboden. De overdracht van persoonlijke dossiers van ouders en kinderen door Rijnhove aan FORA is illegaal en voldoet evenmin aan het gestelde in de WBP (wet bescherming persoonsgegevens).
Zowel het PPPAR als het ABJ werden tijdens hun bestaan veelvuldig aangeklaagd door ouders (gesteund door hun vertegenwoordigende organisaties) die zich onheus of onrechtmatig behandeld achtten. In 1994 werd aangetoond dat rapporten met specifieke conclusies over ouders op bestelling van de raad werden geleverd 10]. De Raad vroeg dan om een rapport waarin één van de ouders van een kind werd gediskwalificeerd, en de “onafhankelijke” onderzoeksinstituten leverden zo’n rapport dan gedwee. Mevrouw Punt moest uiteindelijk zelfs toegeven dat dit de gangbare werkwijze was 11]. In de uitzending “Rapport op bestelling” van het televisieprogramma ‘Twee Vandaag’ zijn op 13-08-2001 opnieuw deze beschuldigingen geuit. Noch de Raad, noch FORA wilden daar voor de camera enig commentaar op geven. Ook werden bij de raad ingeleverde onderzoeksrapporten achteraf op verzoek van de raad veranderd. Passages waarin correct werd aangegeven wat er aan de hand was met het betreffende kind en diens ouders, werden in opdracht van de raad uit het rapport gehaald. Ook werden deskundigen zoals psychiaters in rapporten opgevoerd die in werkelijkheid van niets wisten, en op geen enkele wijze bij de totstandkoming van deze rapporten waren betrokken 12]. Deze schandelijke praktijken zetten zich nu al een decennium voort zonder dat de overheid ingrijpt. Nog in het voorjaar van 2001 werd een psychiater werkzaam voor FORA voor de derde achtereenvolgende keer voor deze malafide handelwijze veroordeeld door het Medisch Tuchtcollege 13]. Voor het ABJ van dhr. Bullens werkte een psychiater die zelfmoord pleegde nadat uit kwam dat hij zich aan patientjes had vergrepen 14]. Ook de aanstichteres van de beruchte ‘Bolderkar-affaire’ die vele ouders en kinderen zeer ernstig dupeerde, werkte voor datzelfde ABJ 15]. Bullens zelf had een tot heden niet-opgehelderde bemoeienis met de beruchte “affaire Lancée”. Het Openbaar ministerie noemde hem in de aanklacht tegen Lancée wel als geraadpleegd deskundige, maar in het dossier van het OM viel geen enkel onderzoek van zijn hand aan te treffen. Uit klachten van ouders bleek ook dat beide bureau’s zich bedienden van testmethoden bij kinderen die wetenschappelijk volstrekt onverantwoord waren 16]. Kinderen werden tijdens onderzoeken bovendien buitensporig onder druk gezet of anderszins gemanipuleerd. En als dat niet hielp, werden testresultaten achteraf aangepast aan de gewenste uitkomst van de test. Ook dat gebeurt tot op de dag van heden 17]. In 1996 leidden de vele klachten van ouders en hun belangenbehartigers tot het wettelijk recht op contra-expertise, nadat Kamerleden enkele jaren achtereen waren geinformeerd en uiteindelijk gealarmeerd raakten. Sindsdien veranderden de praktijken van PPPAR en ABJ echter geenszins. Men meent nu (ook bij wat inmiddels FORA heet) zelfs een uitstekend excuus te hebben als de zoveelste onrechtmatigheid aan het licht komt: “u kunt als ouder toch een contra-expertise aanvragen?” 18]. De mogelijkheid van contra-expertise of “second opinion” is echter uiteraard nooit bedoeld als vrijbrief om ondeugdelijk onderzoek te blijven verrichten. Het tekent de mentaliteit van de onderzoekers en de directie van FORA dat zij stelselmatig de mogelijkheid van contra-expertise in het geding brengen zodra zij worden aangeklaagd. Wat zij daarbij bovendien “vergeten”, is dat die contra-expertise als regel door de ouder zelf dient te worden bekostigd. Alleen zeer draagkrachtige ouders zijn daartoe in staat. In 1994 besloot de staatssecretaris van Justitie dhr. Mr. A. Kosto onder grote druk van de Tweede Kamer tot het instellen van dwingende richtlijnen voor onderzoeken door de raad en de externe bureaus. In de “Commissie Dekker” die deze richtlijnen moest opstellen werden precies die hoofdrolspelers benoemd die verantwoordelijk waren voor de vele onrechtmatigheden die de jaren voordien aan het licht waren gebracht. De ouders en hun vertegenwoordigers werden niet in de commissie uitgenodigd. De werkzaamheden van de Commisie Dekker leidden in 1996 tot de bekende “richtlijnen voor het (laten) verrichten van extern deskundigenonderzoek”. Deze richtlijnen werden in 1999 geëvalueerd door de B&A Groep. In de begeleidingscommissie onder voorzitterschap van J.E. Doek (een naaste collega van FORA directeur Bullens aan de VU) waren de ouders ditmaal vertegenwoordigd door één persoon (Ipe Smit, mede-auteur van dit dossier). Hij had echter weinig invloed op deze evaluatie omdat hij door het ministerie van Justitie werd tegengewerkt nadat hij methodologische fouten en manipulatie van gegevens door de B&A Groep aankaartte 19].
Hoewel dhr. Bullens de titel “professor” in twee studierichtingen aan de Vrije Universiteit voert, is onduidelijk welke diploma’s in welke studierichtingen hij feitelijk bezit 23]. Al even onduidelijk is zodoende de status van zijn inschrijving in het BIG-register en zijn expertise in de forensische diagnostiek. Wel is bekend op welke manier hij professor is geworden. De lezer mag driemaal raden wie de vereniging na die advertentie tot hoogleraar heeft benoemd: Ruud Bullens. En u weet nu ook hoe het komt dat Bullens zich sinds ruim een jaar professor mag noemen. Het College van Bestuur van de Vrije Universiteit werd overigens tijdig gewaarschuwd voor het feit dat hier een privé-persoon zijn eigen professoraat kocht 27]. Ooit kwam de toenmalige CNV vakbondsleider Mertens met een lijstje van 200 personen die in de Nederlande economie de dienst uitmaakten 28]. Het voert in het kader van deze analyse van FORA te ver om “de vijfentwintig van Bullens” te noemen, hun antecedenten, hun onderlinge verwevenheid, het stuivertje wisselen, de deelneming aan elkaars stichtingen en het bezetten van sleutelposities in elkaars bolwerken. Een hele ordner zou kunnen worden gevuld met kinderrechters, advocaten, rechters commissaris en directeuren van de raad voor de kinderbescherming die deel uitmaken van Bullens’ netwerk. Deze database van onderlinge connecties die momenteel wordt samengesteld vormt een hoofdstuk apart 29]. Wij willen ons hier evenwel beperken tot de analyse van de werkwijze bij FORA als onderzoeksbureau van Justitie en de gezinsvoogdij-instellingen.
Deze achterhaalde, en daarom steeds krampachtiger gehandhaafde ideologie is wellicht nog het beste verwoord door dhr. Bullens zelf, toen deze in augustus 2001 door journalisten van het Dagblad Trouw en Het Parool werd ondervraagd naar aanleiding van malversaties bij FORA. Bullens wilde op de aan het licht gebrachte feiten op geen enkele wijze ingaan, maar gaf en passant wel als zijn opvatting: “Een rechterlijke beslissing is altijd een nul-één uitspraak. Er is altijd iemand die zich tekort gedaan voelt.” 30]. Deze uitspraak verraadt de kern van het gedachtengoed bij FORA en diens directeur. Waar de Europese Unie en ook de Nederlandse wetgever er alles aan hebben gedaan om in wet- en verdragsteksten vast te leggen dat een kind recht heeft op een ongestoord family life met zijn beide biologische ouders, is volgens de opvatting van Bullens bij de rechter altijd sprake van een één-nul situatie. Voor zover hij één van de beide ouders met die nul bedoelt, dan al getuigt zijn uitspraak van minachting voor het respecteren van dit family life. Te vrezen valt echter dat zijn nul op het kind slaat, dat onherroepelijk door hem uit zijn rechten wordt gezet door dit onderzochte kind stelselmatig te scharen onder de in de wet veel te vaag omschreven uitzonderingsbepalingen, op grond waarvan dat kind verstoten wordt van één van zijn ouders, of zelfs beide. Om deze grove inbreuk op family life te bewerkstelligen doet Bullens zogenaamd medisch en psycho-sociaal onderzoek en komt dan tot conclusies van dat onderzoek die juridisch van aard zijn. Het Medisch Tuchtcollege staat dit uiteraard niet toe, maar FORA trekt zich van de disciplinaire rechtspraak niets aan. Aan clienten wordt de uitslag van het medisch en psychologisch onderzoek zonodig uitgelegd met het burgerlijk wetboek letterlijk in de hand 31]. De meeste Nederlandse kinderrechters denken niet anders dan Bullens. Toch dient men een onderscheid te maken tussen Bullens en deze kinderrechters. De laatsten doen niet anders dan “recht spreken” op grond van zogenaamd wetenschappelijk verantwoord en waardenvrij onderzoek door dhr. Bullens, vervat in FORA adviezen. De rechters gebruiken Bullens, maar Bullens misbruikt de wetenschap met zijn pseudo-onderzoeken, om vervolgens de adviezen te kunnen leveren die bij de gemiddelde kinderrechter zo in de smaak vallen. De kinderrechter wast bij al die uitgesproken één-nullen dus de handen formeel in onschuld, omdat professor Bullens zowel de bal in trapt, het speelveld onderhoudt en scheidsrechter tegelijk is: hij levert het materiaal aan op basis waarvan de rechter niet anders dan een één-nul uitslag kan laten volgen. Dat Bullens deze voorgebakken uitslagen alleen kan produceren door broddelwerk en frauduleus geknoei met zijn rapportages, dat gaat (tot heden) aan de beoordeling door die rechters zogenaamd voorbij. Zij hebben, al dan niet via de raad voor de kinderbescherming, het probleem ten slotte niet voor niets voor nader onderzoek en advies uitbesteed aan de zelfbenoemde professor. Zelf achten zij zich niet terzake kundig. Dat de rechterlijke macht met deze insteek zijn onafhankelijkheid volledig heeft prijs gegeven, schijnt de kinderrechters als vertegenwoordigers van die rechterlijke macht niet te deren, ook al stelt het Europees Hof dat men zich niet achter de (on)deskundigheid van die extern deskundigen mag verschuilen 32]. Intussen toont deze degeneratie van de onafhankelijke rechtspraak onverbloemd aan hoezeer de statuur van de familierechter gedurende het laatste decennium in ons land is geërodeerd 33]. Waar is nog de kinderrechter die zelf bij het kind thuis eens poolshoogte neemt? En waarom houden kinderrechters zich zo dom, zodat zij voor ieder wissewasje professor Bullens op laten draven? Beseffen zij wel dat zij de rechtspraak inmiddels volledig in handen hebben gelegd van een private uitvoerende macht? (zie verder paragraaf 7) De vader of moeder die tijdens de zitting het broddelwerk van FORA aan de kaak wil stellen, krijgt zodoende door de rechter toegesnauwd: “u denkt toch niet dat u het beter weet dan professor Bullens?”. Hoe zou een eenvoudige vader of moeder zich moeten beschermen tegen dit gesloten bolwerk van rechter en professor, dat één-nullen wenst te blijven produceren door de ene ouder tijdens “het onderzoek” moedwillig tegen de andere op te zetten, zodat de onderzoekers zelf het belang van het kind grote schade toebrengen? Het is een schier onmogelijke taak dit van zo’n ouder te vergen. En voorzover het al een enkele ouder mocht lukken om de opgeblazen ballon leeg te prikken, volgt onmiddellijk het verweer “dat het hier slechts een incident betreft” 34]. Wij zullen in de volgende paragraaf aantonen dat het tegendeel het geval is. Bullens’ één-nul wordt iedere keer weer met exact dezelfde bedrieglijke middelen geproduceerd. Er is een belangrijke oorzaak voor het feit dat de “heersende orde” alleen nog kan worden gehandhaafd met fraude en ander geknoei 35]. Die heersende orde is namelijk in brede kringen al zodanig als ireëel ontmaskerd, dat in toenemende mate “kunstgrepen” noodzakelijk zijn om deze middels schertsonderzoeken toch in stand te kunnen houden 36]. 7.1 Machtsmisbruik 7.2 De onderzoeker als rechter 7.3 Manipulatie van de vraagstelling bij onderzoek 7.4 Manipulatie van de onderzochten De gespreksverslagen worden niet naar beide ouders gestuurd voor commentaar. Hier hanteert FORA het ultieme ‘verdeel en heers’: moeder krijgt alleen het verslag van het gesprek met haar te zien en hetzelfde geldt voor vader. 7.5 Manipulatie van de interactie observatie Omdat men ook bij dit onderdeel van het onderzoek verzuimt de video te laten meedraaien, zodat een second opinion al bij voorbaat is uitgesloten, kunnen vervolgens schriftelijk verslagen van deze interactie-observaties worden geschreven die de waarheid ernstig geweld aan doen. De apparatuur is overigens wel aanwezig. Het is daarom des te vreemder dat deze zelden tot nooit wordt gebruikt. Het kan ook zijn dat de apparatuur wel degelijk wordt gebruikt, maar dat men daarvan de ouders (en de rechter) onkundig houdt. Geheel los van het bovenstaande rijst uiteraard de vraag wat men meet indien men bijvoorbeeld een kind met zijn vader in contact brengt op een kantoortje van FORA, nadat die vader en dat kind elkaar al een jaar lang niet hebben gezien omdat moeder hen de relatie heeft verhinderd (hetgeen de reden vormde het onderzoek te gelasten). Feitelijk creëert men hier een experimentele situatie van een onethische categorie: nadat kind en ouder langere tijd gedwongen zijn gesepareerd, brengt FORA hen pardoes in een hokje samen met de opdracht om gedurende een half uur een paar puzzels te leggen en de aanwezige zandbak te verkennen. Toch weet FORA uit dit barbaarse en ons inziens ontoelaatbare experiment van dertig minuten wel degelijk algemene conclusies te trekken in de trant van: “vader stelt te weinig grenzen aan zijn kind, en is dus minder bekwaam in de opvoeding dan moeder”. Deze en dergelijke gefingeerde conclusies zullen vader vervolgens nog vele jaren door diverse rechters worden nagedragen.Telkens weer blijkt dat de meest verstrekkende conclusies zijn gebaseerd op pure verzinsels van de onderzoeker, waaraan geen enkele valide bewijslast ten grondslag ligt. Toch krijgen ouders en kinderen op grond van deze conclusies levenslang. De interactie-observatie is voor FORA het middel bij uitstek om te komen tot stellige adviezen over de “geschiktheid als ouder”. Waar deze observaties op geen enkele wijze voldoen aan normatieve criteria en de betrokkenen inclusief het kind in kwestie hevig worden gemanipuleerd, rijst de vraag waarom deze vorm van onderzoek niet allang is getoetst aan normen van wetenschappelijke zorgvuldigheid en validiteit, opdat kon worden vastgesteld dat het op deze manier toch echt niet kan. Wij komen hier in paragraaf 9 op terug. 7.6 Manipulatie van de psychologische tests Men zou veronderstellen dat dit onderdeel van het onderzoek in elk geval tot controleerbare conclusies zou moeten leiden. Toch weet FORA ook hier de resultaten onbeschaamd te manipuleren. Een paar voorbeelden: de ene ouder dient de test binnen twintig minuten af te ronden, de andere ouder mag de vragenlijsten mee naar huis nemen en drie weken later inleveren 44]. Een ouder is de Nederlandse taal niet goed machtig: een mevrouw van FORA leest de vragen voor en vult zelf de antwoorden in 45]. Iedereen die op de hoogte is van de setting waarin VKP tests dienen te worden afgenomen en de inhoud van de VKP test, weet nu reeds dat meer voorbeelden niet nodig zijn: FORA manipuleert naar believen de testcondities. Vervolgens worden ook de testresultaten zo nodig opgeschoond. Ingeval een ouder die door Bullens een nul is toebedeeld zonder een schrammetje de VKP test doorstaat, is er altijd nog de bevinding “dat de antwoorden sociaal wenselijk zijn ingevuld zodat de testresultaten niet zijn meegewogen in de uiteindelijke beoordeling” 46]. Het vergt enige vakkennis om te weten dat er geen wetenschappelijk middel is om te bepalen in hoeverre VKP tests “sociaal wenselijk” zijn ingevuld. Er bestaat zelfs geen enkele definitie van “sociaal wenselijk” en als deze al zou bestaan, dan zou deze iedere drie jaren dienen te worden bijgesteld. Feitelijk stelt FORA met dit oordeel dat de VKP test niet robuust is, terwijl men deze wel in het onderzoek hanteert. Naar believen, wel te verstaan. De VKP test krijgt ook geen vaste plaats in de eindrapportage. Alleen op plaatsen waar het zo uitkomt, wordt een deel-uitkomst van de VKP test als “bewijs” aangevoerd voor het aldaar gestelde. Hoe de betreffende ouder op alle onderdelen van de test heeft gescoord, blijft onbekend. Ons land kent een paar zeer deskundige wetenschappers die hebben doorgeleerd in de VKP test 47]. Het zou van belang zijn indien zij de tweehonderd laatst afgenomen tests, samen met de door FORA daaraan verbonden conclusies en de wijze van concluderen zouden kunnen toetsen. Hoewel zonder hen al is vastgesteld dat FORA met de VKP omspringt zoals het haar goed dunkt, zouden de wetenschappers echter het patroon kunnen achterhalen waarin de door FORA verwoorde resultaten van de VKP test zijn gemanipuleerd om deze te relateren aan de vervolgens door Bullens uitgedeelde één-nul. Wij hebben dit onderzoek niet kunnen houden, omdat ons de middelen daartoe ontbreken en bovendien geen enkele ouder inzage krijgt in de archieven van FORA 48]. Het is privacy-gevoelig materiaal nietwaar? Dat hoef je dus aan niemand af te geven. Anders gesteld: er is niemand die FORA onderzoeken toetst en controleert. Wij komen hier op terug onder paragraaf 9. 7.7 Nep-psychiatrisch onderzoek Tijdens dit vrijblijvende gesprekje praat de psychiater met de betrokken ouders wat over de jeugd van hun ouders. Zijn interesse gaat daarna vooral uit naar het vroegere sexleven van de partners. Voor het Tuchtcollege heeft deze psychiater verklaard dat hij in al die jaren bij FORA nimmer de psychiatrische rapportages heeft gezien die FORA aan de rechtbank heeft overlegd, laat staan dat hij deze heeft geschreven. “Ik doe alleen wat door dhr. Bullens van mij wordt gevraagd: ik houd een gesprek en dan ga ik weer naar huis. Ik doe dit werk omdat het voor mij een uitstapje is terwijl het ook nog negentig gulden per uur oplevert. Het is dicht in de buurt en er zijn op die route nooit files, dus het is voor mij een ideale vrijetijdsbesteding” 51]. De laatste keer dat deze psychiater voor het Medisch Tuchtcollege verscheen was in maart 2001. Hij was toen bijna 75 jaar oud en maakte een warrige indruk. De importantie van de zitting ontging hem volledig. “Nee, hij kon de psychiatrische conclusies die in de gewraakte rapportages stonden niet onderschrijven. Die waren ook niet van hem afkomstig. Zelf zou hij heel andere conclusies hebben gesteld”.”Zoals ik al zei”, vervolgde hij, “ik heb nooit enige rapportage gezien, laat staan opgesteld” 52]. Wanneer deze gepensioneerde man in Spanje vakantie hield, werden onderzoeken door FORA geruime tijd uitgesteld “omdat momenteel geen psychiater beschikbaar is 53]”. Als de rechter de omgang tussen kind en vader “voor de duur van het onderzoek” ontzegt, zijn kinderen en ouders door Bullens opzettelijk lang van elkaar gescheiden omdat een onbekwame en voor Bullens slechts als alibi dienende psychiater zijn oude dag elders doorbracht. Wij achten dit een schaamteloze, zo niet criminele handelwijze die van minachting getuigt voor de kinderen en ouders die door Raad of rechter op “de wachtstapel” (gehanteerde terminologie 54]) van FORA zijn geplaatst. Deze incompetente man is door Bullens langer dan acht jaren misbruikt, onderwijl drie veroordelingen door het Tuchtcollege oplopend 55]. Pas na hevige druk van SOS Papa en nadat de landelijke media halverwege 2001 vragen begonnen te stellen, is hij door Bullens in augustus 2001 op een zijspoor gezet omdat de directeur van de raad voor de kinderbescherming dit (plotseling) eiste 56]. Ook toen bleef Bullens nog volhouden dat het een hoogst capabele man betrof die zeer veel onderzoeken voor FORA had verricht. Overigens is de status van deze psychiater binnen de organisatie van Bullens volstrekt onduidelijk gebleven. Bullens zelf houdt bij hoog en laag vol dat de man bij hem in dienstbetrekking was, terwijl Agema zelf voor het Tuchtcollege het tegenovergestelde beweerde 57]. Tot zover het “psychiatrisch onderzoek” door FORA. 7.8 Percepties versus feiten Waar FORA percepties doodleuk tot FORA-feiten verheft, achten wij het dringend noodzakelijk dat kinderen en ouders tegen deze evidente vorm van misleiding (van de rechter) tijdig – d.w.z. nog voordat het rapport bij raad of rechter wordt ingediend – effectief verweer kunnen voeren, opdat het “feitenrelaas” van deze Jomanda-achtige vorm van waarheidsvinding kan worden ontdaan. Zulks geldt overigens evenzeer voor Raadsonderzoeken. Het uiteindelijk advies van Raad of FORA is immers ter beoordeling aan de feitenrechter? Thans wordt deze feitenrechter, overigens niet zelden tot eigen genoegen, voorzien van een “feitencomplex” dat hoofdzakelijk is gebaseerd op Raads- en FORA percepties. Zie paragraaf 9.4 7.9 Onderzoeksduur bepaalt vonnis zonder rechter Het gehele onderzoek beslaat bij FORA de facto inclusief tussen- en eindrapportage, administratie en overhead hooguit dertig uren 59] maar duurt vaak vele maanden lang. Volgens de ministeriële voorschriften mag het echter slechts tien weken duren. Gedurende het onderzoek van FORA verkeren de ouders in beklemmende, vaak ondraaglijke onzekerheid. Veelal ziet het kind al die tijd één van zijn ouders niet. Ondanks de dwingende richtlijnen van de minister leunen vrijwel alle kinderrechters daarbij achterover en verlenen aan FORA (via de Raad) keer op keer uitstel, middels zogeheten “pro forma” zittingen, waarover de ouders in strijd met de richtlijnen en normen niet zijn geinformeerd. Zij dragen zelfs geen kennis van het feit van de pro-forma zitting. Zouden zij dat wel doen – hetgeen is voorgeschreven – dan zouden deze pro-forma zittingen werkelijke zittingen kunnen zijn, waarin ouders hun beklag tegen de lange duur van het onderzoek concreet zouden kunnen onderbouwen, bijvoorbeeld door te verwijzen naar overwinterende gepensioneerde psychiaters. Rechter, Raad en FORA onthouden de ouder echter deze mogelijkheid ten enen male. Zie paragraaf 9.5 Dit uitstel van het onderzoek komt overigens vrijwel nimmer voort uit over- macht, maar wordt moedwillig gecreëerd. Dat heeft een dwingende reden. Het uitstel dient ertoe het kind dat “tijdelijk” de relatie met één van zijn ouders “tijdens het onderzoek” is ontzegd zonder enige vorm van proces gedurende een zo lang mogelijke “onderzoekstermijn” te gewennen aan het feit dat die ouder niet meer in zijn leven is. Waarom doet men het kind dat aan? Omdat men bij de raad en bij FORA zonder vorm van proces en zonder rechterlijke uitspraak van mening is dat het kind beter af is zonder die ouder (de vooraf geconstrueerde een-nul). Maar waar was het onderzoek voor bedoeld? Om rechtens vast te stellen wat goed is voor het kind, om daar vervolgens pas bij uitgesproken beschikking over te oordelen. Niet door FORA, noch door de Raad, maar door de rechter. Zo schrijft de rechtsgang heden ten dage zijn eigen vonnissen, zonder dat een onderzoek is afgerond en een rechter een letter op papier zet, laat staan een beschikking uitvaardigt. Er is voor kinderen en ouders momenteel geen enkel rechtsmiddel beschikbaar om hiertegen verzet aan te tekenen. De onderzoeken worden namelijk altijd gelast bij tussenbeschikking, waarvan geen hoger beroep mogelijk is. Indien al van een tussenvonnis in hoger beroep kan worden gegaan, nemen rechters in dat geval graag de slotzin op dat hoger beroep pas mogelijk is na de eindbeschikking. Ons inziens is dit, juist door de autonome uitkomst van de duur van de procedure, niet meer of minder dan rechtsweigering. Neemt men uitsluitend de duur van het onderzoek in ogenschouw, dan is dus al geen sprake van waardenvrij, onafhankelijk onderzoek. Zoals hierboven aangetoond, vormt de duur van het onderzoek de facto namelijk reeds grotendeels de uitslag van het onderzoek. Hoefnagels noemde in een uitzending van Radio 1 op 6 december 2001 het feit dat de raad voor de kinderbescherming er vaak negen maanden of langer over doet om een rapport te produceren “het baren van een satanskind“. De Commissie Wetering II heeft dan ook voorgesteld de termijn voor onderzoek terug te brengen tot maximaal zes weken. Interesseert men zich wel voor het lot van de kinderen wiens situatie men onderzoekt? Of gaat het bij die één-nul inderdaad louter om de ouders, en wordt het kind waar toch alles om zou moeten draaien in werkelijkheid met het badwater weggespoeld? Waarom maakt de minister de onderzoekstermijn van drie maanden (Raad) c.q. tien weken (extern deskundigen) niet hard? FORA kan daar makkelijk aan voldoen, omdat het onderzoek daar niet langer duurt dan dertig uren. Verdeeld over drie personen (zoals bij FORA gebruikelijk) zou een advies binnen vijf werkdagen gereed kunnen zijn. Waarom is aan de wanpraktijk van die langdurige onderzoeken niet allang een eind aan gemaakt?
Het zijn niet uitsluitend vaders die door Fora met een nul worden bedeeld. Ook moeders overkomt dit. Ons inziens berust de systematiek bij FORA erop dat de ouder die inbreuk maakt op de status quo de ouder met de nul moet worden. In de meeste gevallen is dat de vader, omdat hij door zijn ex-partner de omgang met de kinderen is ontzegd en zich heeft verstout om de kinderrechter daarmee lastig te vallen. Zodra echter een moeder zich keert tegen een vader die hetzelfde doet, of tegen een afdeling van Jeugdzorg die het gezag uitoefent, of zich keert tegen een pleegouder die het kind monopoliseert en indoctrineert, dan voorziet FORA deze moeder van een nul 60]. FORA gaat niet uit van de rechten en werkelijke belangen van het kind, maar van de versterking van die partij die al de meeste macht over het kind uitoefent zodra diens situatie door FORA wordt “onderzocht”. De achterliggende gedachte is duidelijk: het “verzet” tegen de reeds opgebouwde machtsposities dient te worden gebroken, zodat degenen die het kind onder hun hoede hebben, of dat nu rechtmatig en voor het kind wenselijk is of niet, in hun positie niet nog langer zullen worden belemmerd. Alleen in extreme gevallen wordt van deze regel “gezag steunt gezag” afgeweken. Voor die extreme gevallen heeft men echter heel FORA niet nodig, omdat zij de eerste de beste wijkagent en AMK vestiging al duidelijk zijn. Vele ouders zijn als gevolg van de uitkomsten van de onderzoeken van FORA gestigmatiseerd, niet alleen door de rechter, maar ook in het dagelijks leven: door de ex-partner, buren en vrienden, en vooral door het eigen kind. Zodra professor Bullens met zijn ondeugdelijke onderzoeksmethoden heeft bepaald dat je geen “good enough parent” 61] bent, moet je van goeden huize komen om het tegendeel te bewijzen. Feitelijk is dat onmogelijk. Zodra FORA je heeft gediskwalificeerd als ouder, zul je dat stigma de rest van je leven met je mee moeten dragen. Het leed dat ouders en kinderen hiermee wordt aangedaan is onbeschrijfelijk en de situatie waarin FORA hen achterlaat is ronduit deerniswekkend. Het is onbegrijpelijk dat niet wordt ingezien welke schade men zonder scrupules teweeg brengt aan het kostbaarste dat in ieder mensenleven telt: de band tussen kinderen en ouders.
9.1. Overheidstoezicht Dit lijkt wel het minste dat moet gebeuren. Dit overheidstoezicht zou dan dienen te worden verricht door onafhankelijke materiedeskundigen. Met regelmaat zouden steeksproefsgewijs onderzoeken dienen te worden geëvalueerd door een visitatie-commissie, te benoemen door de minister. De leden van deze commissie mogen geen deel uitmaken van de “25 van Bullens” en mogen evenmin een relatie hebben met de raad voor de kinderbescherming en de Jeugdzorg instellingen. 9.2. Screening medewerkers 9.3. Openbaar toegankelijk register 9.4. Onderzoeksprotocollen Uiteraard dient de clientèle over deze protocollen vooraf te worden geinformeerd, zodat men weet hoe het inhoudelijk verloop van het onderzoek zal zijn en hoe lang dat zal duren. Ouders kunnen dan zelf toezien op de juiste naleving van deze protocollen. Een dringend noodzakelijk protocol is het voorschrift dat onderzoekers en andere medewerkers geen mededelingen mogen doen of conclusies mogen trekken die in strijd zijn met rechtens aantoonbare feiten. Dit protocol raakt de kern van de werkwijze van het instituut: men manipuleert tot heden ‘percepties’ zodanig dat daaruit een door FORA gewenst beeld van een ouder of kind zal worden gedestilleerd. De betrokken ouders en kinderen zijn hiertegen weerloos. Waar rechtens aantoonbare feiten door FORA worden gemanipuleerd, dienen kinderen en ouders de gelegenheid te hebben deze manipulatie aan te tonen en zodoende teniet te kunnen doen voordat een rapport wordt uitgebracht, middels een goed gereglementeerde verificatieprocedure (zie bijlage Mantonavelli). De noodzaak van instelling van dit protocol is overigens al net zo urgent bij de raad voor de kinderbescherming 67]. 9.5. Onderzoeksduur en contract 9.6. Toestemming voor psychiatrisch onderzoek Zonder deze maatregelen hebben ouders van kinderen in Nederland nog minder rechten dan een verslaafde die ernstige overlast veroorzaakt 77]. Het tekent de heersende ideologie in het omgangsrecht bij het ministerie van Justitie, dat wij anno 2002 uberhaupt op deze vanzelfsprekende zorgvuldigheidscriteria moeten aandringen (zie ook: paragraaf 9.8). 9.7. Onafhankelijk klachtencommissie Deze gebeurtenis roept de verdenking op dat dhr. Bullens – of namens hem zijn stichtingsbestuur – de klachtencommissie van zijn eigen instituut manipuleert. Het is daarom noodzakelijk dat de overheid zo spoedig mogelijk onder eigen verantwoordelijkheid een onafhankelijke landelijke klachtencommissie benoemt voor alle externe deskundigenbureaus. 9.8. De relevantie van onderzoek Het uitgesponnen onderzoeksdrama dat FORA er nu van maakt raakt kant noch wal en ontbeert zowel een psychosociale als een medische grondslag. In feite misbruikt FORA de medische en psychologische disciplines voor de behandeling van vraagstukken die louter een maatschappelijke, zo niet juridische achtergrond hebben 72]. Zolang FORA niet volgens bovenstaande voorstellen is gereorganiseerd, achten wij alle opdrachten door de overheid aan dhr. Bullens en zijn stichting een daad van onbehoorlijk bestuur. Wij hebben in die zin de minister van justitie en de ‘vereniging werkgroep kinderrechters’ in juli 2001 aangeschreven 73], doch mochten tot heden van hen geen reactie ontvangen. Mede om die reden is een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman en is op 24-01-2002 samen met dit dossier een brief 74] gezonden aan de vaste Kamercommissies van Justitie en Volksgezondheid, met het verzoek dit rapport (liefst in een gezamenlijke vergadering) openbaar te behandelen. Ouders en kinderen die zich om hulp en advies tot ons wenden adviseren wij – net zoals dat midden jaren negentig gebeurde – medewerking aan een onderzoek door FORA te weigeren, zolang de minister niet de garantie kan verstrekken dat FORA voldoet aan minimale kwaliteitseisen en een stringent regulier toezicht op de naleving daarvan namens de ministers van Justitie en Volksgezondheid is ingesteld. Wie bedenkt dat op grond van deze valselijk opgemaakte psychiatrische rapportages vele ouders iedere omgang met hun kind rechtens is ontzegd of ernstig is beperkt en wie daarbij in ogenschouw neemt dat deze praktijk vele jaren heeft kunnen duren, zal met ons van mening zijn dat de voorgestelde maatregelen niet slechts FORA, maar ook de raad voor de kinderbescherming dienen te hervormen. De Raad is in de meeste gevallen als opdrachtgever opgetreden en moet geweten hebben van de frauduleuze wijze van totstandkoming van FORA adviezen. De Raad ontkent dit, maar ook die ontkenning diskwalificeert de Raad. Kennelijk is de directie van de raad dan immers niet in staat gebleken betrouwbare en deskundige private partners te selecteren voor de uitvoering van raadsonderzoeken en ontbreekt bovendien vanuit de raad het toezicht op de kwaliteit van die private partners volledig.
Externe deskundigenbureaus als FORA kennen sinds hun oprichting rond 1990 een geschiedenis van belangenverstrengelingen, ondeugdelijke testmethoden, onbevoegd en frauduleus handelen. Capabele en zichzelf respecterende medici, psychologen etc. lenen zich er niet voor om hun (para-) medische beroep uit te oefenen in een oneigenlijke juridische context. Aanhoudende klachten van ouders leidden na ingrijpen door de Tweede Kamer in 1994 tot het wettelijk recht op contra-expertise en in 1996 tot dwingende richtlijnen voor onderzoeken door de externe bureaus. Helaas hebben deze richtlijnen niet geleid tot meer zorgvuldigheid en al allerminst tot beter onderzoek. Beleidsbepalend binnen FORA is al geruime tijd dhr. R. Bullens, de directeur. De media schrijven hem maar liefst een tiental wetenschappelijke functies en disciplines toe, waarbij hij kennelijk geen behoefte heeft deze te rectificeren. In 1999 kocht dhr. Bullens zijn eigen professoraat bij de Vrije Universiteit van Amsterdam. Het ten onrechte verheffen van percepties tot feiten draagt in sterke mate bij aan het Jomanda-gehalte van FORA adviezen. Toch worden op basis van deze onderzoeken dagelijks verstrekkende vonnissen (eufemistisch: “beschikkingen”) in het familie- en omgangsrecht gewezen door feitenrechters. Deze (kinder-)feitenrechters achten zich namelijk niet meer ter zake kundig, zulks ten koste van het prerogatief van een onafhankelijke rechterlijke macht. Deze rechterlijke macht heeft thans zijn overwegingen en afwegingen grotendeels uitbesteed aan FORA als particuliere stichting. De vader of moeder die tijdens een rechtszitting over omgang of ouderlijk gezag het broddelwerk van FORA aan de kaak stelt, krijgt door de rechter toegesnauwd: “u denkt toch niet dat u het beter weet dan professor Bullens?”. De onderzoeken van FORA berusten op systematische valsheid in geschrifte. Kinderen en ouders zouden hiertegen acuut in bescherming dienen te worden genomen. Zij dienen ook de mogelijkheid te verkrijgen het Jomanda-gehalte van FORA onderzoeken te toetsen aan rechtens aantoonbare feiten, voordat FORA adviezen aan de rechtbank worden uitgebracht (verificatieprocedure). FORA misbruikt medische en psychologische disciplines voor de behandeling van maatschappelijke problemen die niets van doen hebben met medische of psychologische vraagstukken, omdat zij strikt juridisch van aard zijn. Zo worden door FORA stelselmatig kinderen en hun vaders onderzocht in gevallen waarin de moeder deze kinderen in weerwil van uitgevaardigde rechterlijke beschikkingen de omgang met die vader ontzegt. In dergelijke zou FORA hooguit mogen onderzoeken waarom deze moeder zich noch aan de wet, noch aan rechterlijke uitspraken houdt. De onderzoeksduur bij FORA kan vele malen langer zijn dan ministeriële richtlijnen dwingend voorschrijven. Deze lange onderzoeksduur bepaalt in veel gevallen het onherroepelijke vonnis dat over kind en ouders wordt geveld, zonder dat daar een rechterlijk vonnis aan te pas is gekomen. Deze procedure komt neer op rechtsweigering aan burgers. De gevolgen voor de vele kinderen en ouders die het betreft zijn ronduit desastreus. FORA heeft alleen al door (moedwillig) de hand te lichten met de voorgeschreven onderzoeksduur talloze kinderen en hun ouders ernstig de vernieling in geholpen. De werkwijze van FORA, de opzet van het bureau, de relatie tot de onderzochten, de relatie tot de overheid en last but not least de relevantie van het door FORA verrichte onderzoeken dienen zo spoedig mogelijk onderwerp van parlementair beraad te vormen. Strikt overheidstoezicht is wel het minste dat dient te worden ingesteld. Kinderen en ouders dienen daarnaast staat te kunnen maken op de neutraliteit en deskundigheid van onderzoekers. Adviezen mogen niet langer op enigerlei wijze conflicteren met de wet en/of internationale verdragen. De bij dwingende richtlijn voorgeschreven onderzoeksduur dient te worden geborgd door de validiteit en bekostiging van het onderzoek in te trekken zodra de duur van het onderzoek in strijd is met deze richtlijn. De mogelijkheid om een ouder of kind bij kwesties van ouderlijk gezag en omgang psychiatrisch te (laten) onderzoeken dient ten spoedigste eenduidig te worden geregeld door de wetgever en mag niet langer worden overgelaten aan individuele ambtenaren bij de raad voor de kinderbescherming, of privé-personen bij de Jeugdzorg instellingen of de deskundigenbureaus. Het gelasten van zulk onderzoek is uitsluitend aan de rechter. Echter: uitgangspunt voor wetgeving inzake (ieder) rechtens gelast medisch of psychologisch onderzoek dient te zijn dat nimmer individuen medisch of psychologisch mogen worden onderzocht die geen wetsartikel of rechterlijke uitspraak hebben overtreden. Zolang geen uitzonderingsgrond voor een onbelemmerd family life door de rechter op basis van de uitkomsten van FORA- of Raadsonderzoek is vastgesteld, dient dit family life juist door de rechter volledig te worden gerespecteerd, inclusief een effectieve rechtshandhaving ter realisering daarvan. Kinderen en ouders zijn in ons land anno 2002 nog volledig rechteloos waar het de bescherming van hun family life betreft. Kinderrechters misbruiken namelijk onder meer “de onderzoeksfase” om de omgang “tijdelijk” te ontzeggen. Die onderzoeksfase duurt vervolgens dermate lang dat het kind effectief zonder enige wettelijke grond wordt ontouderd. Het onderzoek heeft zodoende tot direct gevolg dat een correcte rechtspleging niet meer mogelijk is. Daarmee wordt het wettelijk gestelde omtrent family life in de praktijk van de rechtspleging tot een dode letter. Feitelijk is sprake van een ernstig corrupte rechtspleging waarin FORA (en de raad voor de kinderbescherming) een cruciale rol spelen. Zonder AMVB en/of wetswijziging zijn huidige en verdere opdrachten aan FORA vanuit Justitie en de rechterlijke macht om deze redenen een daad van onbehoorlijk bestuur. SOS-Papa heeft de minister van Justitie en de Vereniging Werkgroep kinderrechters in juli 2001 verzocht verdere opdrachten aan FORA op te schorten. Noch de minister, noch de kinderrechters hebben hier tot heden op gereageerd. Besluitvorming wordt daarom thans verzocht aan het parlement. SOS-Papa roept ouders die als direct gevolg van een FORA advies zijn aangetast in hun family life op om heropening van de zitting te verlangen op grond van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze nieuwe feiten en omstandigheden betreffen rechtens aangetoonde, stelselmatige valsheid in geschrifte van de onderzoeksinstantie ABJ, later FORA, ongeclausuleerd tot de zijne gemaakt door de raad voor de kinderbescherming en (vervolgens) door de rechterlijke macht. Om de positie van de betrokken kinderen en ouders te versterken is de “Vereniging FORA gedupeerden” in oprichting. Deze vereniging zal namens de leden ook een collectieve procedure aanhangig maken ter zake van schadevergoeding en rehabilitatie. |
Eén antwoord op “fora dossier”