|
Close Help |
28 October 2002 Geachte heer Dittrich,
U wilt een wetsvoorstel indienen omtrent hervormingen in het familie- en omgangsrecht. Niet bijster veel parlementariërs voelen zich zo hevig als u geëngageerd met deze maatschappelijke en juridische problematiek. Wij stellen het feit dat u de huidige grote fricties op de agenda zet daarom erg op prijs. U stelt op uw eigen website: Waarschijnlijk ontvangen wij in ons land de meeste verzoeken om hulp en advies inzake kwesties van scheiding en omgang. Het gaat dan om circa 1.500 hulpverzoeken per jaar, waarbij wij nauwkeurig nagaan waaruit de problemen zijn ontstaan en hoe de betrokkenen daaraan hebben bijgedragen (ouders, kinderen, hulpinstanties, raad, jeugdzorg, externe deskundigenbureau’s, rechterlijke macht). In het overgrote merendeel van die gevallen is niet zoals u stelt sprake van “volwassenen die niet redelijk met elkaar kunnen communiceren” en “elkaar de oorlog hebben verklaard”. Ik wil dan ook tegen dit valse beeld van de werkelijkheid ernstig protest aantekenen. In vrijwel alle gevallen is het namelijk de staat die middels zijn staande rechtspraktijk, archaische wetgeving en volstrekt ontbrekende rechts- handhaving de problemen ernstig heeft doen escaleren. De werkelijkheid bestaat daaruit, dat bij het uiteengaan van de ouders in verreweg de meeste gevallen de kinderen bij rechterlijk automatisme aan de moeder worden toegewezen (wie zij ook is, wat haar ook mankeert, en welk aandeel en betekenis zij en vader voordien in de verzorging en opvoeding ook hadden), waarna in een verontrustend aantal gevallen die moeder vervolgens de relatie tussen de kinderen en hun vaders ernstig belemmert of volledig verhindert. Hoe redelijk vader de facto ook met moeder communiceerde en ook daarna communiceert, zulks doet vervolgens de jure niet meer terzake. Zowel de raad voor de kinderbescherming, jeugdzorg, externe des- kundigenbureau’s en in hun kielzog de overgrote meerderheid der kinderrechters zullen namelijk steevast als vast adagium hanteren “dat de ouders niet meer redelijk met elkaar kunnen communiceren”. Wij vrezen dat u volstrekt onvoldoende op de hoogte bent van dit tot systeem verheven werkingsmechanisme achter maatschappelijke verschijnselen die ook u terecht verfoeit. U herhaalt immers als uitgangspunt voor uw eigen betrokkenheid en de daaruit voortvloeiende voorstellen slechts datgene wat jaarlijks tienduizenden nieuwe manlijke ouders in ons land oprecht ziedend maakt omdat het een gotspe is. Hen wordt stelselmatig een gebrek aan communicatie verweten terwijl zij lijdelijk worden geconfronteerd met een ex-partner die moedwillig iedere communicatie staakt opdat (!) raad, jeugdzorg, extern deskundigenbureau en rechter zullen concluderen dat “de ouders niet meer met elkaar communiceren” zodat de kinderen daar niet tussen bekneld mogen raken en hen dus de relatie met de andere ouder kan worden ontzegd. U schrijft op uw website: Maar meneer Dittrich: deze compensatie zal niet plaats vinden indien vader zijn eis niet ziet ingewilligd: zijn eis namens de kinderen dat dezen ook met hem als manlijk ouder een onbelemmerd family life kunnen hebben. En vader ziet deze eis niet ingewilligd, aangezien vrijwel iedere rechter de jure uw uitgangspunt reeds geruime tijd als feit hanteert, hoewel de facto rechtens kan worden aangetoond dat hier sprake is van dwaling. Met andere woorden: uw remedie zal de situatie die u wenst te verbeteren in werkelijkheid verergeren. De oorzaak daarvoor is uw onjuiste premisse. Mogen wij op korte termijn met u een indringend gesprek hebben over de staande rechtspraktijk? Want kennelijk bent u toch lang genoeg rechter-af om niet (meer) te beseffen hoezeer in een samenleving grote groepen mensen kunnen gaan handelen conform eerder in rechte vastgestelde standaard protocollen. De rechtspraktijk creëert zo reeds vele jaren een standaard handleiding hoe men als ouder van het vrouwelijk geslacht binnen enkele weken iedere vorm van family life tussen de kinderen en de andere ouder kan elimineren. Wij noemen in dit verband:
Wij kunnen deze rechterlijke uitspraken, betrekking hebbend op vele honderden gevallen per jaar, nog uitbreiden tot alle uitspraken die ons bereiken, nadat wij ons zelf reeds grondig en objectief op de hoogte hadden gesteld van de feitelijke situatie in al die gevallen. Wij bepleiten daarom een parlementaire enquete naar de werkingsmechanismen in het familie- en omgangsrecht, teneinde te komen tot een grondige hervorming van zowel de wetgeving als de wetshandhaving. Graag zouden wij ook dit voorstel in een gesprek aan u willen toelichten. Wat uw concrete voorstel voor verplichte mediation betreft: wij zijn daarvan een principieel voorstander, zij het dat strikte condities dienen te gelden, zowel wat betreft de wetgeving als de overige randvoorwaarden. Wij informeerden de Tweede Kamer daarover reeds in maart 2000. Zie: In afwachting van uw reactie, Met vriendelijke groet,
Maarten Legêne, secr. Stichting SOS Papa / Familyrights
Antwoord van dhr. Dittrich Geachte heer Legene, Hartelijk dank voor uw reactie op enkele voorstellen van D66 om de kwestie van het omgangsonrecht weer op de politieke agenda te plaatsen en de wet te wijzigen. Terecht stelt u dat de advisering aan de rechter en (soms) de onderbouwing van de uitspraak van de rechter te wensen overlaat en slecht uitpakt voor de niet-verzorgende ouder, meestal de vader. Dat aspect ben ik zeker niet uit het oog verloren. Bij de bespreking van het rapport van SOS-papa zal ik daar op terugkomen. Zoals u weet, discussieert de vaste kamercommissie van Justitie op verzoek van D66 op dinsdag 12 november a.s. in de Tweede Kamer van 16.30 tot 19.00 uur over het thema omgangsonrecht. De aspecten die u in uw reactie noemt zullen daarbij in het debat met minister Donner ook aan de orde komen. Ook vandaag is uitgebreid met de minister van Justitie over omgangsonrecht gediscussieerd bij de behandeling van de Justitiebegroting. Ik heb een motie ingediend om bij conflicten over de omgang met de kinderen mediation (bemiddeling) verplicht te stellen. De meerderheid van de Kamer (behalve het CDA) heeft de motie mede ondertekend, zodat een meerderheid verplichte bemiddeling bij omgangsproblemen ondersteunt. De motie van D66 zal begin december in stemming worden gebracht. Bijgaand voeg ik de motie toe. Uiteraard is voor D66 daarmee nog niet het laatste woord over omgangsonrecht gezegd. Ik heb kennis genomen van de Belgische uitspraak, waarbij de moeder die de opgelegde omgangsregeling frustreerde, een straf van 6 maanden heeft opgelegd gekregen. Zoals U weet, voelt D66 niet voor strafbaarstelling van de onwillige ouder. Daar lijkt momenteel geen enkele partij meer groot voorstander van te zijn. De VVD heeft vandaag een motie ingediend, mede ondertekend door D66, waarin de rechters wordt verzocht vaker een dwangsom toe te passen bij frustratie van een opgelegde omgangsregeling. Ook die motie heeft een meerderheid. Blijft nog steeds het probleem dat de beoordelingen of de vader zijn kinderen mag blijven zien, niet altijd zorgvuldig plaatsvinden en het nog al eens tot een afwijzing leidt, terwijl de wet er van uitgaat dat er gezag en omgang is, tenzij zich zeer ernstige zaken zoals incest, mishandeling etc. hebben voorgedaan.Ik wil u laten weten dat ik dit laatste probleem serieus neem en naar mogelijkheden zoek om de kans op slecht onderbouwde beslissingen zo klein mogelijk wil maken. Voor concrete, korte en realistische suggesties van uw kant houd ik me aanbevolen. Antwoord aan dhr. Dittrich >zodat een meerderheid verplichte Wij ook van harte, doch onder condities (zie pagina 1 “Update voor parlementariers”). Wij zijn het (daarom) eens met Donners stelling dat hij een jaar nodig heeft om een en ander goed in elkaar te timmeren. Maar laat hij dan wel (op 12 november) de harde toezegging doen dat het geen drie jaren zullen worden en dat zijn ambtenaren er dus nu concreet mee aanvangen. >Zoals U weet, voelt D66 niet voor strafbaarstelling >van de onwillige ouder Tot boosheid van vele aan ons verwante groeperingen waren en zijn ook wij daarvan tegenstander. >De VVD heeft vandaag een motie ingediend, mede ondertekend door >D66, waarin de rechters wordt verzocht vaker een dwangsom
>Ik wil u laten weten dat ik dit laatste probleem serieus neem en >naar mogelijkheden zoek om de kans op slecht onderbouwde >beslissingen zo klein mogelijk wil maken. Voor concrete, korte en >realistische suggesties van uw kant houd ik me aanbevolen. Zie paragraaf 9 FORA dossier.
De problematiek in zijn algemeenheid: Het is ons inziens niet adequaat om hier en daar met een pleister de lekken in het familie- en omgangsrecht te dichten. Rechters hebben ook nu al ruim voldoende mogelijkheid om te komen tot een rechtvaardige en zorgvuldige beschikking. Omdat zij deel uitmaken van een geperverteerde besloten bureaucratie (rechter-raad-jeugdzorg-FORA) en die hele trein is ontspoord, heeft het weinig zin hier en daar één wagonnetje weer op de rails te zetten. Kijk naar de grondige, algehele revisie van de Franse wetgeving per 1 maart jongstleden en de wijze waarp die tot stand is gekomen, en je weet wat ook hier zou moeten gebeuren. 1. Een parlementaire enquete 2. Een commissie van wijzen t.b.v. de uitgangpunten voor wetswijziging 3. Een tijdschema om te komen tot nieuwe wetgeving 4. Nieuwe wetgeving uiterlijk per 1 januari 2005 5. Enkele noodverbanden voor de tussenliggende drie jaren (paragraaf 9 FORA dossier).
Wat betreft het eerste punt, de parlementaire enquete: wij zijn er van overtuigd dat de Kamer niet bekend is met de verregaande mate waarin de zaak is verloederd. Dat is ook het gevolg van het feit dat de afgelopen tien jaren vooral emotioneel en niet zakelijk stelling is genomen door dwaze vaders e.d. Dat was wel logisch verklaarbaar, maar daarom nog niet verstandig. Het is ook veel gevraagd om van ernstig (door de Staat) beschadigde mensen te verlangen dat zij vervolgens ordentelijk bijdragen aan zakelijke informatie over hun eigen ontoudering, die zeer diepe wonden slaat en hen ernstig traumatiseert. Daarnaast wordt de Kamer door raad en jeugdzorg stelselmatig informatie onthouden met een vals beroep op “bescherming van privacy”. Ons weerwoord daarop is individuele gevallen juist in de volle openbaarheid te brengen. In toenemende mate verweren kinderrechters zich hiertegen door ronduit te verbieden over individuele gevallen publieke informatie te verstrekken. Wij trekken ons daar echter niets van aan, omdat wij van mening zijn dat die kinderrechters daarmee niet zozeer de kinderen in kwestie beschermen, als wel hun eigen archaische bolwerk. Om die reden achten wij de besloten rechtspraak in het familie- en omgangsrecht ook funest. Kinderrechters hebben zich van wet en samenleving kunnen verwijderen juist door de beslotenheid van hun activiteiten. Het parlement verneemt daarom wel (achteraf) de geluiden van de hulpeloze slachtoffers, maar kan zich niet informeren over de wijze waarop de slagen systematisch werden en worden toegebracht.
Met de wet op de jeugdzorg in het vooruitzicht zien wij nu hoe jeugdzorg en raad bezig zijn hun bestaande bureaucratie niet grondig te hervormen, maar louter te versterken. Van de gewenste cultuuromslag zal dus niets terecht komen. Wij zien thans hoe de zeer grote bedragen die momenteel door provincies worden uitgekeerd om de wachtlijsten bij jeugdzorg weg te werken, louter fungeren als brandstof voor een machine die niet leidt tot meer zorg, maar louter tot meer zorgen over jeugdzorg. Het gaat daar falikant verkeerd. Alleen een parlementaire enquete zal boven water krijgen hoe vermolmd de huidige instituties zijn en hoeveel schade zij aanrichten aan zowel individuen als aan de maatschappelijke cohesie.
Met groet / Maarten Legêne Familyrights / SOS Papa |