Bij het overlijden van Tata (papa) Nelson Mandela
“Ik zou willen zeggen dat het hele leven van elke weldenkende Afrikaan in dit land voortdurend leidt tot een conflict tussen zijn geweten aan de ene kant en de wet aan de andere. Dat conflict is niet uniek voor dit land. Dat conflict doet zich voor in elk land bij iedereen die een geweten heeft, bij iedereen die nadenkt en diepe gevoelens heeft.”
“Ik geloof niet edelachtbare dat deze rechtbank, als ze me straf oplegt voor de misdaden waarvan ik word beschuldigd, daarbij wordt geleid door de overtuiging dat straffen iemand afhouden van de koers die hij als juist beschouwt. De geschiedenis toont aan dat straffen geen mensen weerhouden wanneer hun geweten in het spel is, en ook mijn volk en mijn collega’s met wie ik hiervoor heb samengewerkt, zullen niet worden weerhouden door straffen.”
Deze woorden van Mandela in het Rivonia-proces gebruikte ik in mijn laatste woord bij de rechtbank Zwolle toen ik werd veroordeeld vanwege een poging aangifte te doen tegen de Raad voor de Kinderbescherming.
Als ik daarnaar terugkijk vraag ik me wel eens af of ik dat niet te ijdel deed. Immers vergeleek ik mijn situatie even een ogenblik met die van hem. Ik denk dat ik zijn woorden gebruikte voor een goede zaak. Bepaald niet alleen mijn eigen zaak. Maar voor de duidelijkheid; ik zie hem nog steeds als het grote voorbeeld en niet iemand die ik in de verste verte evenaar. Zijn rustige opgeruimde uitgebalanceerde houding onder alle omstandigheden; ik kan er slechts naar streven.
Nelson Mandela was een vader (Tata) in velerlei opzichten. Vader van zijn kinderen, van zijn vaderland, maatschappelijk een vaderfiguur. Ik heb hem altijd graag zo gezien.