Ivo Vrijkotte werd strafrechtelijk veroordeeld voor het bezoeken van een voetbalveld waar zijn kinderen voetbalden. Ik schreef daarover al het een en ander. Zie bijvoorbeeld: https://blog.joepzander.nl/2020/08/02/vaderdader-framing-ivo-vrijkotte/
Zelf werd ik in deze zaak als deskundige gevraagd, maar dat werd door rechter Taalman afgewezen onder andere omdat ik teveel kritiek heb op de rechterlijke macht. Ook bij wraking en in hoger beroep hield die onzin stand. Merkwaardigerwijs hoorde ik later van een van de rechters die verantwoordelijk waren, dat deze uitspraak zeer voor cassatie vatbaar is. En ja dat is nu dus ook gebeurd. De zaak ligt nu bij de Hoge Raad en Ivo’s advocaat heeft er flink werk van gemaakt.
Een van de hoofdlijnen van de cassatie is dat juist de besluiten van de rechters in eerste en tweede instantie laten zien dat het over zaken ging waar een deskundige zeker wel zijn licht op had kunnen laten schijnen, wat de uitspraak had kunnen beinvloeden. Echter beweerden de lagere rechters dat het ook niet veel had kunnen uitmaken. Het feit dat ik mijn mond dicht zou moeten houden over de situatie van de rechterlijke macht lijkt niet meer erg de aandacht te hebben.
Een belangrijk punt is de spagaat waarin een vader in casu Ivo zit als er enerzijds wettelijk van hem wordt verlangs voor zijn kinderen te zorgen en anderzijds hem dit strafrechterlijk wordt verweten. Het strafrechtartikel waar het over gaat heet belaging. Al bij de behandeling van deze wet maakte de initiatiefnemer van deze wet, Boris Ditrich (D66) onder druk van ondere andere mij zelf (zie televisieoptreden) duidelijk dat de wet niet bedoeld is om vaders die naar hun kinderen omkijken te bestraffen. Van kennis van dit stuk wetsgeschiedenis hebben de rechters tot nu toe geen blijk gegeven. Het lijkt me dat van een overtreding van het strafrecht dan ook geen enkele sprake is.
Op bovengenoemd punt, en ook bijvoorbeeld het gebrek aan weging van mensenrechtenverdragen schiet het verder uitstekende cassatieverzoek mijns inziens tekort. Maar ik moet zeggen, ik ben geen cassatieadvocaat.